Home

Naar huis met je baby (tips voor je kindje)

Wanneer je kindje na de bevalling een tijdje in het ziekenhuis is opgenomen, krijg je thuis minder of geen kraamzorg meer. Om dit gemis een beetje op te vullen, hebben wij hier een aantal aandachtspunten voor de verzorging van je baby op een rijtje gezet. Ook geven we je wat informatie over de voeding van je baby.

Hier vind je tips en adviezen voor jezelf na de bevalling. De verpleegkundige neemt een en ander nog met je door voordat je met ontslag gaat.

Vervoer

In de auto is het verplicht je baby in een speciaal autostoeltje (bijv. Maxi-cosi) te vervoeren. Plaats dit stoeltje met de rug naar de rijrichting in de auto.

Warmte

De temperatuur van de babykamer kan het beste tussen de 16ºC en 18ºC liggen. Meestal heeft je baby dan geen kruik nodig. Het is geen enkel probleem als je baby koude handjes heeft. Je baby moet de eerste 2 dagen wennen aan de nieuwe omgeving thuis.

Wij adviseren je om je baby ‘s ochtends en ‘s avonds te temperaturen, totdat de temperatuur niet meer schommelt. De lichaamstemperatuur van je baby moet tussen de 36.5°C en de 37.5°C liggen. Is de temperatuur hoger of lager? Temperatuur de baby dan bij de volgende voeding opnieuw.

  • Bij een temperatuur van 36.5°C en lager is het verstandig om een kruik te gebruiken. 
  • Bij een temperatuur van 37.5°C en hoger is het verstandig om een kruik weg te halen. Blijft de temperatuur lager dan 36.5°C of hoger dan 37.5°C, bel dan de verloskundige.

Rectaal temperaturen

Leg je baby op de zij of de rug, smeer de thermometer in met vaseline en breng de thermometer voorzichtig in, tot iets voorbij de zilveren punt. Daarna de thermometer schoonmaken met een watje met alcohol.

Kruiken

Controleer de kruik voor gebruik op lekken (de rubberen ring mag niet uitgedroogd zijn). Vul de kruik met heet water tot de kruik overloopt (dit voorkomt lekken). Doe vervolgens een kruikenzak om de kruik en leg hem een handbreedte van je baby f, met de dop naar beneden. Eén kruik is meestal voldoende. Je baby mag niet tegen de kruik aanliggen, leg daarom tussen de kruik en je kindje 2 dekentjes of andere lagen. Gebruik geen zeiltje of warmwaterzak.

Ventilatie

Zorg voor een goede ventilatie in de kamer, maar ook in het bedje zelf. Geen dicht bedje dus en ook geen dikke wiegbekleding of stootrand. Zet af en toe het raam even open voor frisse lucht, zelfs als het koud is. Je kunt het raam openzetten als je kindje bijvoorbeeld uit het bed is voor de voeding. Als het zacht weer is, mag het raam steeds een beetje open blijven. Zorg er wel voor dat de temperatuur in het kamertje tussen de 16°C en 18°C blijft. Wel altijd oppassen voor tocht!

Urine en ontlasting

Urine: Als je baby genoeg drinkt, zal deze 2 tot 6 natte luiers per 24 uur hebben.

Ontlasting: De overgangsontlasting ziet  groen/bruin van kleur of helder groen. Bij moedermelk is de kleur oranje/geel, dit is afhankelijk van wat je zelf eet. Bij flesvoeding is de kleur lichtbruin en de ontlasting stevig.

Wanneer je kind ontlasting heeft kan erg wisselend zijn. Het kan zijn dat je baby maar één keer per dag ontlasting heeft, ook kan het zijn dat je baby bij ieder verschoning ontlasting heeft. Sommige kinderen hebben één keer per 2 dagen ontlasting, als je borstvoeding geeft, dan is zelf één keer per week normaal.

Kleur en ademhaling

Als je baby zich benauwd voelt, kan hij wat blauw zien. Deze benauwdheid kan veroorzaakt worden door slijm of misselijkheid. Houd je baby op de zij of overeind en klop op het ruggetje. Bij onzekerheid altijd de verloskundige bellen. Als de baby een kreunend geluid maakt, voelt de baby zich niet lekker. Neem contact op met de verloskundige.

Bedje en slaaphouding

Maak het bedje van je baby zo laag mogelijk op, dat wil zeggen zo dicht mogelijk bij het voeteneind. Dan gebruikt je baby minder energie om op temperatuur te blijven. Bovendien kan je baby dan niet in zijn slaap helemaal onder de dekens kruipen. Gebruik geen dekbed, dit sluit teveel af en kun je niet instoppen. Je kan ook zeker de eerst maanden een wiegje gebruiken.

Laat je baby vanaf de geboorte altijd op zijn rug slapen, met het hoofdje afwisselend naar links en rechts. Zo ligt je baby met het gezichtje vrij. Dit is de veiligste slaaphouding. Leg geen grote pluchen knuffels in het bedje. Je mag je baby niet op zijn buik laten slapen dit is een van de grootste risicofactoren van wiegendood! Je kunt de baby weleens op zijn buik leggen als hij in de box ligt. Zo kan hij zijn nekspieren ontwikkelen. Zorg er wel voor dat je dan in de buurt blijft om verstikking te voorkomen. Klik hier voor meer informatie over veilig slapen.

Rooming-in

Rooming-in betekent dat de baby in de directe nabijheid van de moeder verblijft. Laat de baby als het even kan bij jou op de kamer slapen. Laat je baby ook overdag in jouw nabijheid slapen op een rustige plek. De eerste 5 maanden wordt echter afgeraden om de baby bij jou (en je partner) in bed te laten slapen. Dit verhoogt namelijk het risico op een plotseling onverwacht overlijden van een baby.

Je kunt door oververmoeidheid minder alert zijn. Dit risico wordt extra groot als:

  • je van tevoren alcohol hebt gedronken;
  • je een slaapmiddel hebt gebruikt;
  •  je overdag hebt gerookt;
  • de ouder(s) zwaarlijvig is/zijn.

Baden

Het is handig om vóór het baden alle benodigdheden klaar te zetten. Je hoeft dan niet bij de baby weg te lopen tijdens de verzorging. De omgeving mag tijdens het baden niet te koud zijn. De temperatuur van het water moet ongeveer 37ºC zijn. Dit kun je controleren met een badthermometer of door met de elleboog te voelen. Het water moet dan lekker aanvoelen (niet te warm, niet te koud). Shampoo en zeep moeten goed uit de haartjes worden gespoeld om ‘berg’ te voorkomen (een huidaandoening bij je baby).

Wanneer je baby een erg droge huid heeft, kun je eventueel olie in het badwater doen (bijvoorbeeld medicinale badolie) of zijn huid insmeren met babylotion. De oren, ogen en neus kun je voorzichtig met een nat gaasje schoonmaken (bij de oogjes altijd van buiten naar binnen vegen).

Het restje van de navelstreng valt er na ongeveer 10 dagen vanzelf af. Als het naveltje er wat ontstoken uitziet, kun je het één keer per dag schoonmaken met alcohol 70%. Laat het daarna aan de lucht drogen.

Nageltjes

De nagels groeien langzaam en zijn nog zeer dun. Knip ze de eerste 6 weken niet, want de kans op een ontsteking is erg groot. Eventuele haakjes kun je wel bijvijlen met een nagelvijltje. Bij veel krabben kun je het beste de mouwtjes van het pakje of truitje over de handjes doen.

Naar buiten gaan

Wanneer je met je baby naar buiten kunt, is afhankelijk van een aantal factoren namelijk:

  • het gewicht van je baby;
  • de buitentemperatuur;
  • een eventueel advies van de verloskundige/kinderarts.

Als je kind thuis is, kun je beter een week wachten voordat je met hem naar buiten gaat. Je kind krijgt dan de kans om te wennen aan de nieuwe omgeving, geluiden en dergelijke. Als je eenmaal naar buiten gaat, kleed je kindje dan net zo warm of koel aan als je jezelf aankleedt. Bescherm het hoofdje met een mutsje en zorg ervoor dat je baby uit de wind blijft. Kinderen verbranden snel in de zon

Daarnaast kan het erg warm worden in de kinderwagen als de zon op de kap schijnt. Bij erg warm weer kun je jouw baby daarom beter in de schaduw zetten met luchtige kleding aan.

Drukke ruimtes

Wees de eerste weken voorzichtig met ruimtes waar veel mensen bij elkaar zijn, je baby loopt daar makkelijk een verkoudheid of een andere(virus) infectie op.

Huilen

Je baby kan om verschillende redenen huilen, bijvoorbeeld:

  • door honger;
  • door oververmoeidheid;
  • door drukte om hem heen;
  • omdat hij graag in je nabijheid wil zijn
  • omdat hij zich oncomfortabel voelt.

Je kunt het volgende doen als je baby huilt:

  • je baby voeden;
  • je baby bij je dragen;
  • je baby laten boeren;
  • de luier verschonen;
  • kijken of de kleding niet knelt;
  • je baby in een omslagdoek wikkelen (inbakeren)
  • je baby in een rustige omgeving leggen.

Sommige baby’s hebben iedere dag een huiluurtje. Troost je baby dan op jouw eigen manier. Je kunt je baby bij jou op de kamer leggen als hij onrustig of verkouden is. Zo houd je hem goed in de gaten. Je troost de baby door hem bij je in bed te nemen. Zorg er wel voor dat je niet samen in het grote bed in slaap valt. Daarnaast is de kans groot dat onder jouw grote dekbed oververhitting ontstaat. Is de baby rustig, leg hem dan gewoon terug in zijn eigen bedje.  

Borstvoeding

Als je regelmatig aanlegt, zul je merken dat de voeding goed op gang komt. Je kunt je baby het beste voeden als hij daarom ‘vraagt’. Het is belangrijk dat je de baby vaak aan de borst legt, de eerste dagen minimaal 8 keer per 24 uur. Als je de baby aan de borst legt op het moment dat de baby hierom vraagt, komt de melkproductie snel op gang. Vanzelf worden de pauzes tussen de voeding langer.

Hoe weet je dat je baby aan de borst wil drinken?

Hieronder enkele signalen.

  • sabbelen op een handje;
  • smakkende geluidjes maken;
  • tong uitsteken en/of
  • huilen.

In een normale situatie is het niet nodig de baby bijvoeding te geven. Als je instructie hebt gekregen om bijvoeding te geven, kun je ervan uitgaan dat dit in jouw situatie nodig is.

Houdingen

Aanleggen kan in allerlei houdingen gebeuren. Belangrijk is dat de baby met het lichaam en hoofdje in een rechte lijn ligt: de buik van het kindje ligt in dit geval tegen buik van de moeder. Het mondje ligt iets lager dan de tepel en het hoofdje is iets achterover gebogen. Met je tepel raak je de lipjes van je baby aan. Je baby doet hierdoor zijn mondje wijd open. Als dit gebeurt, trek je je baby met zijn lijfje dichter naar je toe, zodat hij de tepel en een deel van de tepelhof goed in zijn mondje neemt. In principe doet borstvoeding geven geen pijn. Heb je toch pijn? Dan ligt je baby in de meeste gevallen niet goed aan de borst en kun je het beste de baby van je borst halen en hem opnieuw aanleggen.

Beide borsten

Tijdens iedere voedingsperiode bied je beide borsten aan. De baby mag zo lang drinken als hij wil en zal de borst vanzelf loslaten. Gebeurt dit niet dan kun je de baby van de borst halen. Dit doe je door het vacuüm te verbreken: met je vinger maak je een opening tussen je borst en het mondhoekje van de baby. De volgende voeding begin je bij de borst waaraan de baby het laatst of niet gezogen heeft.

Nachtelijke voedingen

Het is normaal dat een baby ook ’s nachts aan de borst wil drinken. Zorg dat er ‘s nachts geen langere pauze dan 6 uur tussen de voedingen zit. Als de baby tevreden is en hij heeft vanaf de 4e dag minimaal 6 natte luiers en regelmatig ontlasting, dan kun je ervan uitgaan dat hij voldoende voeding krijgt. Als je twijfelt over de groei, kun je je baby laten wegen op het consultatiebureau. Hiervoor zijn vaak speciale ‘weeguurtjes’.

Regeldagen

De baby kan af en toe ‘regeldagen’ hebben: dagen dat hij meer borstvoeding vraagt dan je hebt. Dit kan komen doordat hij aan een grotere hoeveelheid voeding toe is. Ook kan de voeding wat zijn teruggelopen doordat je zelf weer wat actiever wordt. Door de baby iets vaker aan te leggen en zelf goed te drinken en de nodige rust te nemen, wordt de voeding in hoeveelheid weer aangepast aan de behoefte van de baby.

Lees hier meer over borstvoeding.

Flesvoeding

De voeding die je in het ziekenhuis gebruikt hebt, kun je kopen bij de supermarkt en drogisterij. Je kunt natuurlijk ook voor een andere voeding kiezen. De flesvoeding wordt in het begin om de 3 uur gegeven. De hoeveelheid voeding die je moet geven, is afhankelijk van het gewicht van je baby. Hoe je de flesvoeding klaarmaakt, staat duidelijk op het pak voeding aangegeven. 
Bij het ontslag krijg je advies over de hoeveelheid voeding en het ophogen tot aan het bezoek aan de polikliniek, de arts geeft je dan nieuws advies voor de komende tijd.

Controleer de temperatuur van de voeding altijd op de binnenkant van je pols. Zorg dat je baby geen lucht naar binnen krijgt tijdens het drinken.  Het mondje moet goed om de speen heen zitten. De speen moet altijd gevuld zijn met voeding. Probeer je baby tussendoor en na de voeding een boertje te laten maken door hem meer rechtop te houden of tegen de schouder te leggen. De fles en de speen moeten 1 keer per 24 uur uitgekookt worden; de fles 10 tot 15 minuten en de speen 3 minuten. Spoel ze voor en na het gebruik nog eens om met water. Er zijn verschillende spenen in de handel waaruit je kunt kiezen. Wij raden je aan de spenen 1 keer in de 6 weken te vernieuwen.  

Lees hier meer informatie over flesvoeding.

Vitamineadvies

Je baby krijgt vanaf de 8e dag na de geboorte Davitamon K en Davitamon D. Bij ontslag krijg je een kaartje mee met het vitamineadvies voor thuis.

Spugen

Sommige baby's spugen makkelijk een mondje voeding terug tijdens het drinken of na het boeren, dit is normaal. Als je baby elke voeding veel spuugt of je maakt je zorgen om het spugen, neem dan contact op met de huisarts of het consultatiebureau.

Hielprik en gehoorscreening

Tussen de 5e en 8ste dag na de geboorte krijgt je baby de hielprik. Dit kan thuis gebeuren of in het ziekenhuis. Als bewijs van deze prik ontvang je een genummerde witte enveloppe. Als de uitslag goed is, dan hoor je niets. Is de uitslag afwijken dan krijg je binnen 6 weken bericht van je huisarts. Als de uitslag afwijkend is, moet de baby opnieuw geprikt worden. Wil je meer informatie over dit onderwerp, lees dan de folder ‘Hielprik bij pasgeborenen’ op de website. Je krijgt deze folder ook mee na het aangifte doen op het gemeentehuis.

De gehoorscreening vindt plaats als je baby thuis is. Geef daarom door aan het consultatiebureau, wanneer je baby uit het ziekenhuis ontslagen is.

Wijkverpleegkundige

De wijkverpleegkundige komt na de geboorte thuis langs voor de hielprik en een gehoortest. Je krijgt dan het ‘groeiboekje’ en er wordt met jou een eerste afspraak gemaakt voor het consultatiebureau. Uiteraard krijg je dan ook het telefoonnummer waarop de wijkverpleegkundige bereikbaar is.

Telefonische nazorg

Wanneer je kindje langer dan 14 dagen op de afdeling heeft gelegen en geboren is  < 36 weken willen we graag weten hoe het thuis gaat met jou en je baby . Daarom belt een verpleegkundige van de afdeling jou binnen 3 dagen na het ontslag. Je hebt dan de gelegenheid om je ervaringen te delen en eventueel vragen te stellen.

Controle bij kinderen die langere tijd in het ziekenhuis gelegen hebben

Wanneer je baby naar huis gaat, kom je meestal na 4 weken op controle bij de kinderarts of assistent. De verpleegkundige van de afdeling zorgt voor een overdracht, deze kun je aan de wijkverpleegkundige van de het consultatiebureau geven of aan de kraamverzorgende van de couveusenazorg.

Neem contact op met de verloskundige

Als je zelf:

  • niet kunt plassen;
  • extreem vloeit en/of heftige buikpijn hebt;
  • koorts hebt.

Als de baby:

  • bij 2 x temperaturen een temperatuur heeft lager dan 36.5ºC, nadat er de eerste keer kruiken zijn gegeven;
  • bij 2 x temperaturen een temperatuur heeft hoger dan 37.5°C, nadat er kruiken zijn weggehaald;
  • als je ongerust bent.

Expertise en ervaring

Bij St. Antonius Geboortezorg bieden wij alle zorg rondom zwangerschap en geboorte. Wij willen jou en je partner graag begeleiden in deze bijzondere fase en jullie ondersteunen om je kindje een goede start te geven.

Meer informatie

Meer informatie over borstvoeding vind je via:

Kenniscentrum Borstvoeding

Gerelateerde informatie

Code GEB-02-AD-2

Terug naar boven