Behandelingen & onderzoeken

Leren sondevoeding geven

Deze informatie is voor ouders die zelf sondevoeding willen leren geven, zodat hun te vroeg geboren kind eerder naar huis kan. Ouders hoeven dan niet te wachten totdat het kind alle voedingen zelfstandig uit de borst en/of fles kan drinken. 

Het aanleren van sondevoeding geven leer je stap voor stap. De kinder- en/of neonatologieverpleegkundige begeleidt jullie bij het oefenen tijdens de opname van jullie kind in het ziekenhuis.

Instructieschema

Om geen stappen over te slaan is een instructieschema gemaakt. Deze vind je helemaal onderaan deze informatie onder het kopje Meer informatie. Samen met de kinder- en/of neonatologieverpleegkundige oefenen jullie aan de hand van dit schema in het geven van sondevoeding. Eenmaal thuis geven jullie sondevoeding aan jullie kind totdat hij of zij geleerd heeft om alle voedingen zelf te drinken. Deze periode van zelf leren drinken wisselt per kind, dit kan enkele dagen tot weken duren.

Meer over inbrengen van de sonde

Met sondevoeding wordt bedoeld het geven van afgekolfde moedermelk of kunstvoeding via een voedingssonde. Een voedingssonde, of kortweg sonde, is een dun en flexibel slangetje dat via de neus ingebracht wordt. Deze loopt door de neus-keelholte via de slokdarm naar de maag. Het uiteinde van de sonde ligt in de maag. Het inbrengen van de sonde gebeurt altijd door een kinder- of neonatologieverpleegkundige, ook als het kind eenmaal thuis is.

Een schematische weergave van een ingebrachte sonde

1 = neus-keelholte
2 = slokdarm
3 = maag
4 = longen

Direct na het inbrengen controleert de verpleegkundige of de sonde goed ingebracht is. Dat is belangrijk omdat de mogelijkheid bestaat dat de sonde bij het inbrengen in de longen terechtkomt in plaats van in de maag. Dit is direct merkbaar. Het kind gaat hoesten en verkleurt doordat het benauwd wordt. De verpleegkundige kan hier direct op anticiperen door de sonde te verwijderen.

De verpleegkundige controleert of de sonde goed zit door wat maaginhoud op te trekken en de zuurgraad hiervan te bepalen. Dit gebeurt met behulp van een pH strip. De verpleegkundige spuit een druppel van de maaginhoud op de pH strip waardoor de strip verkleurt. De verkleuring van de pH strip wordt vervolgens vergeleken met een kleurenindicator. Als de positie van de sonde goed is, wordt vlak onder het neusje met een watervaste stift een streepje gezet op de sonde en wordt deze vastgeplakt op de neus en wang. Dit voorkomt dat de sonde verschuift.

Vlak voor ontslag wordt eventueel een andere sonde ingebracht indien de huidige sonde al langere tijd geleden ingebracht is. Deze wordt vervangen door een nieuwe sonde die 6 weken in mag blijven. Soms is al eerder een nieuwe sonde nodig omdat de sonde verstopt is of omdat het kind de sonde eruit trekt. Pasgeborenen hebben een grijpreflex zodat het kan gebeuren dat jullie kind de sonde er per ongeluk uittrekt. Deze nieuwe sonde wordt ingebracht in het andere neusgat om irritatie van het neusslijmvlies te voorkomen.

Materialenpakket sondevoeding

Voor het geven van sondevoeding zijn materialen nodig. Deze materialen worden voor jullie besteld en dit pakket ontvangen jullie op de afdeling tijdens de opname of wordt bij jullie thuis bezorgd.

Het materialenpakket bestaat uit:

  • Voedingsspuiten van 5 en 20 ml voor het geven van sondevoeding.
  • Voedingsspuiten van 1 ml voor het geven van medicijnen (indien nodig).
  • Voedingssonde Ch 6 (Ch is een weergave van de maat).
  • pH strips ter controle van de ligging van de sonde.
  • Fixomul pleisters om de sonde te fixeren.
  • Rolpleisters.
  • Geen pleister removerdoekjes, vraag een paar doekjes aan de zorgverlener om mee naar huis te nemen.

Checklist veilig sondevoeding geven

Je leert in het ziekenhuis om de handelingen rond het geven van sondevoeding goed en veilig uit te voeren. De kinder- of neonatologieverpleegkundige houdt een checklist bij en tekent hierop af welke handelingen je al goed beheerst. De onderstaande punten staan op deze checklist:

  1. hygiëne;
  2. voorbereiding geven sondevoeding;
  3. bereiden van de voeding;
  4. controleren van de sonde;
  5. geven van sondevoeding;
  6. fixeren van de sonde;
  7. verwijderen van de sonde;
  8. toedienen van medicatie;
  9. verzorgen van de neus en mond;
  10. problemen en oplossingen;
  11. wat te doen bij calamiteiten.

1. Hygiëne

Hygiëne is bij het toedienen van sondevoeding erg belangrijk. In het ziekenhuis, maar ook thuis, is het belangrijk om jullie handen goed te blijven wassen. Zorg ervoor dat je alle andere handelingen, zoals wassen, temperaturen en verschonen klaar hebt. Was vervolgens eerst je handen voordat je overgaat tot het klaarmaken en geven van de voeding.

2. Voorbereiding geven sondevoeding

  • Was de handen.
  • Zet de benodigde materialen klaar.
  • Zorg voor een rustige omgeving.
  • Neem de tijd voor de borst- of flesvoeding en zo nodig aansluitend sondevoeding.
  • Voorkom onrust en afleiding tijdens deze handelingen.

3. Bereiden van de voeding

Sondevoeding wordt op lichaamstemperatuur toegediend. Voordat je de sondevoeding geeft controleer je daarom eerst de temperatuur van de voeding. Voor een aantal kinderen is het wenselijk dat zij speciale toevoegingen aan hun moedermelk en/of kunstvoeding krijgen. Deze bereidingswijze word je geleerd gedurende de opname.

4. Controleren van de sonde

Om veilig sondevoeding te kunnen geven moet iedere keer dat je kind sondevoeding krijgt gecontroleerd worden of de positie van de sonde juist is. De sonde kan namelijk van plaats verschuiven.

Hanteer de volgende werkwijze vóór iedere voeding:

  • Controleer of de sonde goed is afgeplakt en de pleisters nog stevig vastzitten.
  • Controleer of het markeringsstreepje op de sonde, dat aangebracht is met een watervaste markeerstift, zich ter hoogte van het neusgat bevindt. Controleer ook het vastgestelde aantal centimeters van de sonde. (zie ook onder het kopje 5. Geven van sondevoeding)
  • Kijk in het mondje of het uiteinde van de sonde niet in het mondje te zien is en/of de sonde opgekruld in de mond ligt.
  • Verwijder eventueel overtollige lucht uit de maag met behulp van een 10 ml voedingsspuit. Mocht je voeding mee omhoogtrekken dan mag je dit rustig terug spuiten omdat anders belangrijke maagsappen verloren gaan.
  • Indien aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan kun je de (resterende) voeding geven.

Bij twijfel of de sonde zich in de juiste positie bevindt (controle vóór de voeding)

  • Zit het markeringsstreepje niet op de juiste plek, dan ligt de sonde niet goed meer in de maag. Je mag geen voeding geven en belt het medisch specialistisch kinderthuiszorgteam voor het inbrengen van een nieuwe sonde.
  • Als je bij het kijken in het mondje het uiteinde van de sonde in de mond ziet liggen of de sonde ligt (deels) opgekruld in de mond, dan mag je geen sondevoeding geven. Je belt dan voor het inbrengen van een nieuwe sonde.
  • Bij twijfel over de juiste positie omdat je kind gehoest of gespuugd heeft kun je een pH controle doen. Dit is een controle waarbij de zuurgraad gemeten wordt van de vloeistof die je optrekt met de voedingsspuit:
    • Een druppel van deze vloeistof spuit je op de pH strip en je let op de verkleuring.
    • Je vergelijkt de kleuren met de kleurenindicator op het doosje en bepaalt de pH-waarde.
    • Indien de pH-waarde 5.5 of minder is, dan heb je maagzuur opgetrokken en ligt de sonde in de maag en mag je sondevoeding geven.
    • Is de pH-waarde hoger dan 5.5, dan heb je geen maagzuur opgetrokken en ligt de uiteinde van de sonde niet in de maag. Je mag dan geen sondevoeding geven en belt voor het plaatsen van een nieuwe sonde.

Het bepalen van de pH-waarde wordt met je geoefend in het ziekenhuis.

5. Geven van sondevoeding

  • Als de sonde de juiste positie heeft maak je het afsluitdopje van de sonde open en koppel je de 20 ml spuit aan de sonde. Haal eerst de stamper uit de spuit voordat je deze aansluit. Vul de spuit met de (resterende) lauwe voeding. De voeding zal door middel van de zwaartekracht in het maagje van je kind lopen indien je de spuit hoger dan je kind houdt. Dit wordt ook wel ‘hevelen’ van de sondevoeding genoemd.
  • Houd de spuit ongeveer 20 tot 40 cm hoger dan je kind. Hoe hoger de spuit, hoe sneller de voeding inloopt. De inlooptijd van een volledige voeding is ongeveer 15 tot 20 minuten, net zolang als een baby zelf zou drinken indien het tussendoor geen pauzes zou nemen. Als je kind eerst zelf heeft gedronken en je alleen nog maar een restant van de voeding door de sonde hoeft te geven, dan is de inlooptijd van de voeding uiteraard korter.
  • Soms gaat de voeding niet vanzelf hevelen door de zwaartekracht. Geef dan 1 of 2x een minimale druk met de stamper van de spuit. Tijdens het inlopen kun je je kind eventueel op schoot nemen of buidelen. Je kunt hem of haar ook op een fopspeen laten zuigen tijdens het inlopen van de voeding. Sommige ouders besluiten om de spuit met een bandje op te hangen zodat ze beide handen vrij hebben. LET OP: Belangrijk hierbij is dat je jullie kind nooit zonder toezicht laat tijdens het inlopen van de sondevoeding!
  • Koppel de spuit af na het geven van de voeding. Thuis spuit je de sonde na afloop door met 2 ml. vers kraanwater om te voorkomen dat de sonde verstopt raakt door achterblijvende melkresten. Sluit daarna de sonde af met het afsluitdopje. Na afloop kun je proberen je kind te laten boeren door het even rechtop te houden. Voeden is een sociale aangelegenheid, knuffel je kind en geef aandacht tijdens en na het voeden, tenzij je kind slaapt.
  • Na afloop spoel je de spuiten om, eerst met koud water en vervolgens met warm water. Je droogt de spuiten vervolgens goed af met een schone theedoek. Bewaar de spuiten in een afgesloten bakje in de koelkast.
  • Anders dan in het ziekenhuis, waar na ieder gebruik de spuiten weggegooid worden, gooi je thuis na 24 uur gebruik de spuiten weg.

6. Fixeren van de sonde

Je leert de sonde op een veilige manier te fixeren. Je krijgt thuis hetzelfde fixatiemateriaal als op de afdeling gebruikt wordt.

  • De neuspleister en de pleister op de wang controleer je bij iedere voeding. Goed vastplakken van de sonde voorkomt dat de sonde opnieuw ingebracht moet worden. Pleisters kunnen losraken door zweten en huidvet. Indien de pleisters niet goed vastgeplakt zitten moet je de pleisters direct vervangen. Je kunt de pleister bij vervanging ook net iets anders plakken. Dit helpt om drukplekken op de neus en huidirritatie te vermijden.
  • Bij het wisselen van de pleister moet je er goed opletten dat de sonde niet verschuift. Vraag daarom bij voorkeur hulp van een tweede persoon om je kind vast te houden. Als je alleen bent, kun je je kind stevig in een doek wikkelen, zodat hij of zij niet aan de sonde kan trekken. Leg de nieuwe pleister(s) klaar, verwijder de oude pleister(s), houd de sonde hierbij goed vast zodat deze niet verschuift.
  • Het streepje op de sonde moet direct bij het neusgat te zien zijn, dan weet je dat de sonde niet verschoven is. Verwijder de kleverige plakresten van de neus en/of wang met een speciaal removerdoekje en plak de nieuwe pleisters volgens onderstaande tekening. Plak de sonde ook nog op de wang vast met een huidvriendelijke pleister (fixomul).
Plakken van de sonde

7. Verwijderen van de sonde

Het verwijderen van de sonde kan nodig zijn in bepaalde situaties. Het kan gebeuren dat je kind de sonde zelf voor een deel uittrekt of voor een deel uitspuugt. Je kunt dan de sonde rustig verwijderen.

Maak hierbij de pleisters los, eventueel met behulp van een removerdoekje, trek vervolgens de sonde er in een vloeiende beweging uit.

Belangrijk: zorg dat de sonde dicht is door het afsluitdopje of door het dichtknijpen van de sonde indien je juist voeding aan het geven bent. Dit voorkomt het teruglopen van de voedingsresten in de longen tijdens het verwijderen van de sonde.

8. Toedienen van medicatie

Jullie kind krijgt in de periode in het ziekenhuis de medicijnen in vloeibare vorm door de sonde. Sommige kinderen krijgen ook als ze naar huis gaan nog medicijnen mee. Anders dan in het ziekenhuis geef je dit niet door de sonde omdat het de bedoeling is dat je kind zelfstandig leert drinken en de sonde niet meer nodig heeft. Aan het einde van de opname leer je hoe je de medicatie in de wangzak kunt geven met een spuitje en hoe je de vitaminen kunt geven met een lepeltje.

9. Verzorgen van de neus en mond

De sonde zorgt voor prikkeling van het neusslijmvlies waardoor extra slijm (snot) wordt aangemaakt. De neus kan hierdoor verstopt raken, wat het drinken moeilijker maakt omdat je kind ademt door de neus. Het zichtbare snot kun je verwijderen met een nat gaasje. Als dit niet lukt, of het slijm bevindt zich hoger in de neusholte, dan kun je het neusje spoelen door fysiologisch zout in elk neusgat te spuiten voor een voeding. Dit leer je tijdens de opname. De lipjes kun je met Labello of vaseline verzorgen.

10. Problemen en oplossingen

Het is belangrijk dat je op de hoogte bent van problemen die zich kunnen voordoen bij het geven van sondevoeding en dat je weet wat je in die situaties kunt doen.

Spugen

Je kind kan na de voeding een beetje spugen, dat is geen probleem. Gaat je kind meer spugen dan kan dit verschillende oorzaken hebben:

  • Je kind kan veel lucht mee happen tijdens het drinken en daarom veel lucht in de maag hebben. Dit komt bij prematuur geboren kinderen vaker voor omdat zij niet altijd de kracht hebben om de mond goed te sluiten om de tepel van moeder of flessenspeen. Als deze lucht opgeboerd wordt, kan er voeding mee terugkomen. Je kunt het kind tijdens het drinken ook pauzes laten nemen om tussendoor te laten boeren.
  • Een te groot gat in de flessenspeen kan leiden tot te veel voeding in te korte tijd waardoor je kind gaat spugen.
  • Te snel inlopen van de sondevoeding kan ook een oorzaak zijn van spugen. Houdt de spuit lager, de voeding loopt dan langzamer in.
  • Neem je kind in je armen tijdens het inlopen van de sondevoeding of houd je kind even rechtop na de sondevoeding om te boeren.

Slecht doorlopen van de voeding

  • Als je kind huilt tijdens het inlopen van de sondevoeding, dan loopt de voeding niet goed door of er komt zelfs voeding terug in de spuit. Houdt het flesje bij de hand om de voeding die terugloopt terug te gieten in het flesje, zo wordt voorkomen dat de spuit overstroomt. Troost en kalmeer je kind eerst alvorens verder te gaan met het geven van sondevoeding.
  • Check of er een zichtbare knik in de sonde zit. Probeer dit op te heffen, zodat de voeding weer kan doorlopen.

Sonde verstopt

Voedingsresten hechten zich aan de binnenkant van de sonde, waardoor de sonde verstopt kan raken. Om deze reden moet je de sonde na elke voeding doorspoelen met een spuitje kraanwater. Als de sonde verstopt is merk je dit doordat de sondevoeding niet of slecht doorloopt. Je kunt dan proberen de sonde voorzichtig door te spuiten met wat lucht (5 ml) of opnieuw met vers kraanwater (2 tot 5 ml). Hierbij mag je wat druk uitoefenen om de verstopping op te heffen.

Als bovenstaande adviezen niet helpen, neem dan contact op met het ziekenhuis. Als je kind beter zelf gaat drinken en dus minder vaak sondevoeding nodig heeft, spuit dan om hygiënische redenen toch een aantal keer per dag de sonde door met wat vers kraanwater.

Sonde ligt niet goed in de maag of is er (deels) uit

Als je denkt dat de sonde verschoven is en dat het uiteinde van de sonde niet meer goed in de maag ligt, dan mag je geen sondevoeding geven. Je kind heeft mogelijk zelf aan de sonde getrokken of de pleister heeft losgelaten. Je ziet dat het markeringsteken op de sonde niet meer direct bij het neusgat van je kind zit.

Je neemt dan contact op met het medisch specialistisch kinderthuiszorgteam voor het inbrengen van een nieuw sonde. Ondertussen kun je de sonde zelf verwijderen of, indien het kind er geen last van heeft, wachten totdat de kinderverpleegkundige van het thuiszorgteam de sonde verwijdert. Heeft je kind de sonde deels uitgespuugd en deze ligt opgekruld in de mond, dan wacht je niet af en verwijder je zelf de sonde.

11. Wat te doen bij calamiteiten

Het kan zich voordoen dat het uiteinde van de sonde niet in de maag, maar zich in de luchtwegen bevindt waardoor tijdens inlopen van de sondevoeding de voeding in de longen komt. Deze complicatie bij het geven van sondevoeding wordt ‘aspiratie’ genoemd. Tekenen die hierop kunnen wijzen zijn:

  • Je kind gaat hoesten tijdens het inlopen van de sondevoeding.
  • Je kind verkleurt (wordt blauw) tijdens het inlopen van de sondevoeding.
  • Je kind stopt met ademen tijdens het inlopen van de sondevoeding.

In een noodsituatie waarbij je kind verkleurt, hoest of niet ademt voer je de volgende handelingen uit:

1. Stop de sondevoeding!

Knijp de sonde dicht en houdt de spuit met voeding lager dan het kind. Terwijl je met een hand de sonde dichtknijpt kun je de spuit loskoppelen. Houdt de sonde vervolgens dichtgeknepen.

2. Maak de pleister los

Maak de pleister snel los en trek in een vlotte beweging de sonde eruit, houdt hierbij de sonde steeds dicht.

3. Stimuleer je kind tot goed doorademen

Leg je kind in zijligging zodat de voeding of slijm die zich in de mond bevindt via de mondhoek weg kan lopen. Wrijf met een ‘stevige’ hand over de rug ter stimulatie van de ademhaling.

4. BEL 112 als je kind niet ademt of niet goed doorademt

Vragen

Wij hopen dat jullie voldoende informatie hebben gehad om sondevoeding te leren geven aan jullie kind. Indien er nog vragen zijn, stel deze gerust aan de zorgverleners die betrokken zijn bij jullie kind.

Nogmaals willen wij benadrukken dat pas wanneer jullie als ouders helemaal klaar zijn om de zorg zelf over te nemen en jullie voelen je als beide ouders/verzorgers vertrouwd bij het geven van sondevoeding dan pas gaat jullie kind mee naar huis.

Uiteraard mag je bij vragen en onzekerheden altijd contact met ons opnemen. Er worden regelmatig contactmomenten ingepland om het geven van sondevoeding en het leren drinken te begeleiden.

Expertise en ervaring

Bij St. Antonius Geboortezorg bieden we alle zorg rondom zwangerschap en geboorte. Onze specialisten en verpleegkundigen staan 24 uur per dag klaar om jou, je kindje en je partner de beste zorg te kunnen bieden.

Bij St. Antonius Geboortezorg werken gynaecologen en verloskundigen zeer nauw samen. We werken vanuit de overtuiging dat iedere zwangere vrouw en haar partner centraal staan in een heel bijzondere fase van hun leven waar wij als zorgprofessionals graag een bijdrage aan leveren: zorgzaam, met plezier en zo persoonlijk mogelijk.

Wij werken met passie en warmte en willen je graag net dat beetje meer geven. Elke familie en gezin is uniek. Jullie persoonlijke wensen vinden wij belangrijk. We vormen samen met jullie een hecht team en kijken naar welke zorg op welk moment gewenst is, het beste past en mogelijk is.

Meer informatie

Instructieschema: voorbereiding

 
Instructiegesprek met ouders over het uitvoeren van de handeling heeft plaatsgevonden?ja/nee
Handhygiëne ter voorbereiding besproken?ja/nee
Visuele inspectie juiste positie sonde besproken?ja/nee
Positie sonde controleren middels een pH strip besproken en geoefend? ja/nee
Kind nooit zonder toezicht laten tijdens inlopen sondevoeding besproken?ja/nee
Verzorging van de mond en neus besproken?ja/nee
Bereiding en opwarming van de (sonde)voeding besproken?ja/nee
Verwisselen van pleister besproken en geoefend?ja/nee
Sonde doorspuiten besproken en geoefend?ja/nee
Sonde verwijderen besproken?ja/nee
Sonde verwijderen geoefend?ja/nee
Neusspoelen bij verstopte neus besproken en geoefend?ja/nee
Meest voorkomende problemen en hoe te handelen bij het geven van sondevoeding besproken?ja/nee
Hoe te handelen bij calamiteiten besproken?ja/nee
Ouders hebben de e-learning gevolgd?ja/nee

Instructieschema

  

 

Ligging sonde controleren

Sonde-voeding toedienen (hevelen)

Informeren over de handeling en toekijken als verpleegkundige de handeling uitvoert

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Handeling onder begeleiding uitvoeren
(1e keer)

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Handeling onder begeleiding uitvoeren
(2e keer)

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Handeling zelfstandig uitvoeren
(1e keer)

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Handeling zelfstandig uitvoeren
(2e keer)

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Moeder, datum…

Vader/2e verzorger, datum..

Gegevens over de sonde (invullen vlak voor ontslag)

 
Naam sondeVygon (lengte kort)
Maat sondeCh 6
Datum ingebracht 
Ingebrachte lengte.........cm
pH waarde maagzuur 

Belangrijke telefoonnummers

 
Afdeling Geboortezorg

Utrecht: T 088 320 34 14

Medisch specialistisch kinderthuiszorgteam....................................................................

Geplande afspraken

 
Verpleegkundig consult 
Video-consult 
Polikliniekcontrole 
  

Overige gegevens

 
Ontslaggewicht 

Afgesproken hoeveelheid voeding

 
Medicatie 
Vitamine 

Ruimte voor aantekeningen

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

----------------------------------------------------------------------------

Gerelateerde informatie

Code GEB 46-AD

Terug naar boven